Natuurlijke selectie
QUESTION: Natuurlijke selectie en de oorsprong der soorten?ANSWER:Als evolutie een auto zou zijn, dan zou de theorie van natuurlijke selectie de motor zijn. De basisideeën van de evolutieleer werden lang geleden al besproken; lang voordat er enig wetenschappelijk onderzoek werd uitgevoerd waarmee de leer ondersteund zou kunnen worden. Maar het evolutionistische idee was nooit populair geworden omdat het benodigde natuurlijke mechanisme ontbrak. Dat wil zeggen, evolutionisten wilden wel geloven dat levende organismen zich van de ene tot de andere soort konden ontwikkelen, maar konden geen plausibel mechanisme aandragen waarmee dit daadwerkelijk zou kunnen plaatsvinden. De theorie van natuurlijke selectie voorzag de evolutietheorie van een dergelijk redelijk mechanisme.
Natuurlijke selectie zegt in wezen dat "de sterksten overleven". Het idee is dat die organismen het best zullen gedijen die zich het beste aan nieuwe omstandigheden hebben aangepast. Leden van een soort die zich niet goed hebben aangepast, kunnen niet concurreren. Charles Darwin suggereerde dit principe nadat hij enkele vogelpopulaties had geobserveerd. Hij merkte op dat dieren binnen een soort vaak kleine variaties hadden, en dat sommige dieren hierdoor beter waren aangepast aan bepaalde omstandigheden dan andere. Darwins theorie stelde dat de beter aangepaste dieren na verloop van tijd zouden gedijen en dat de andere volledig zouden uitsterven. De resulterende populatie zou dan volledig bestaan uit dieren met de "betere" eigenschap. Darwin redeneerde dat dit over lange tijdsperioden zou kunnen leiden tot een soort met zó veel veranderde eigenschappen dat het een volledig nieuwe soort was geworden (bijvoorbeeld een vis die een kikker wordt).
Regelmatig worden twijfels uitgesproken over de werkelijke betekenis van de theorie van natuurlijke selectie. Variaties binnen een enkele soort leiden er ongetwijfeld toe dat sommige leden van die soort beter aangepast zijn aan verschillende omstandigheden. Er bestaat bijvoorbeeld een populair verhaal in de wetenschappelijke tekstboeken over een bepaalde vlindersoort (de zogenaamde
peper-en-zoutvlinder). Deze vlinders hadden ten tijde van de industriële revolutie in de steden te maken met een toenemende vervuiling. Lichter gekleurde vlinders waren beter zichtbaar op met roet vervuilde gebouwen en bomen en waren dus een gemakkelijke prooi voor vogels. De donkerdere vlinders konden makkelijker overleven omdat ze minder afstaken tegen de donkere achtergrond. Het gevolg was dat het aantal lichtgekleurde vlinders afnam en het aantal donkergekleurde vlinders toenam. De dominantie van de donkerdere vlinders wordt gebruikt als een voorbeeld van natuurlijke selectie.
Maar er moet een belangrijke kanttekening geplaatst worden bij de theorie van natuurlijke selectie. Wanneer de omgevingsomstandigheden terugkeren naar de "normale" situatie, dan blijkt ook de balans binnen de soort terug te keren naar de "normale" situatie. Vogels met ongewoon grote snavels kunnen in droge jaren dominant worden, omdat zij makkelijker noten en boomschors kunnen openbreken. De "normale" vogels, met gewone snavels, zullen hier meer moeite mee hebben en in aantal afnemen. Maar wanneer de droogte ophoudt, zullen vogels met normale snavels weer overheersen. De genoemde donkere vlinders die het best waren aangepast aan de vervuiling vormden het merendeel van de vlinderpopulatie, maar toen de vervuilingsniveaus afnamen, keerde de vlinderpopulatie terug naar de "normale" toestand.
Waarom gebeurt dit? Er is aangetoond dat soorten genetisch stabiel zijn. Sterker nog, genetische defecten die de vorm of functie van een wezen veranderen leiden normaal gesproken tot de dood. De voorbeelden van de vlinders en de vogels laten zien dat binnen elke soort variaties kunnen optreden en dat deze variaties op verschillende momenten aan verschillende dieren een voordeel kunnen bieden. Maar ze laten ook zien dat generatie na generatie dezelfde variaties mogelijk zijn en dat verklaart waarom populaties makkelijk weer terug kunnen veranderen naar hun eerdere toestand. Er worden geen nieuwe soorten of nieuwe variaties voortgebracht, maar slechts meer of minder van bepaalde eigenschappen die al bestonden.
Een permanente verandering in een soort is nog nooit wetenschappelijk waargenomen. Er zijn meer dan genoeg bewezen gevallen van aanpassingen met niet-genetische veranderingen. Er bestaan voorbeelden van natuurlijke selectie die de balans van verschillende populaties binnen een soort kunnen veranderen. Maar er zijn geen gevallen bekend van een natuurlijke populatie die een permanente, zinvolle verandering heeft ondergaan. Genetische mutaties in de natuurlijke wereld leiden tot verminkingen en hebben meestal een fatale afloop. Hoewel er geen twijfel bestaat over de korte duur-effecten van natuurlijke selectie, zijn de lange duur-effecten ervan niet volledig bekend. Hoewel wetenschappers graag op de voorbeelden van de vogels en vlinders wijzen als bewijs voor de theorie van natuurlijke selectie, weigeren zij vaak om diezelfde voorbeelden te zien als een weerlegging van de evolutieleer als geheel.